17 december 2005

Jeroen Brouwers: Feuilletons lente 1998

De auteur bekomt een kanarie in een kooitje. "Hij stond in mijn keuken op de vensterbank in het zonnetje. Ik kocht een badhuis voor hem, - zo'n serre-achtig uitbouwsel van plestik dat je aan de kooi kunt haken op de plaats waar je het deurtje hebt opengezet, ik doe er even een schetsje bij, plus, voor de somma van vijfendertig cent het stuk drie bakjes. Twee voor extra lekkers, een voor water.
Alles wat zijn vogelhart begeerde: dagelijks alle zaden daar hij van hield zulke te eten, alsook regelmatig 1 slaatje bla, 1 busseltje muur, 1 precies tussen de tralies van zijn kooi door passend stukje appel. Zangparels ook en honingzaadstengels. Slijpstenen om de bek aan te scherpen. Twee zitstokjes laag, 1 zitstokje hoog en ook nog een schommeltje.
Maar zingen neen. Al hing ik hem in de zon of in de schaduw, een beetje leuke roller uit zijn keeltje laten glijden om mijn mistroostigheid, gelijk aan die van de keizer van China, wat te verzachten, kon hij niet, lukte hem niet. Hij zei alleen maar piet.
Daar had hij wroeginkjes over, dat was wel duidelijk, maar als ik de keuken betrad, begon hij toch enthousiast te dansen en met zijn staart te waaieren (alsof hij 'kwispelde') en steeg er een soort gekwetter op uit zijn keel. Dan verstond ik dat hij zei: 'Ha die schrijver, hoe is 't, bonkig stuk saggerijn?'"
Alles is iets. Dagboekbladen en brieven. Feuilletons lente 1998 is samen met Extra Edietzie de vermakelijkste van de tot op heden verschenen zeven Feuilletonsboeken. Het boekje was het zoeken meer dan waard; ik las het gisteren in een dag uit. Bovenstaand citaat bezorgde me in de overvolle avondtrein de slappe lach; de tranen biggelden over mijn wangen. Ik zal later eens een overzichtje schrijven van de zeven Feuilletons van Jeroen Brouwers.
Meer Leeslog in eerdere maanden - zie de 'archives' in de rechterkolom.