22 maart 2008

Joop den Uyl

Over de eerste helft van Joop den Uyl 1919-1987, Dromer en doordouwer deed ik ruim twee weken; de andere helft binnen tien uur tussen de vliegvelden van Amsterdam en Curacao. De biografie van Anet Bleich over deze meestbesproken minister-president van na de oorlog is een goed leesbaar en boeiend boek. De ruime aandacht die Bleich aan Den Uyls volwassenwording, studie, en transformatie tijdens de oorlog besteedt vormt een noodzakelijke basis om zijn politiek als minister-president te begrijpen. Den Uyl was een bezeten werker, hij had de overtuiging dat hij het allemaal móest doen: directeur van de Wiardi Beckmanstichting, wethouder van Amsterdam, minister van Economische Zaken, minister-president, daarna gewoon weer fractievoorzitter, minister van Sociale zaken. Hij was de laatste minister-president die daarna gewoon weer fractievoorzitter en oppositieleider werd, hoe vanzelfsprekend (en uniek...). Wat Bleich niet helemaal weet duidelijk te maken is waaruit deze verplichte werklust vandaan kwam. Dat is sowieso het minder geslaagde aspect van deze biografie: de mens Den Uyl achter de functionaris Den Uyl. Af en toe komt dat aspect zeker ter sprake, maar steeds in relatie tot of verklaring van een ander aspect dat met de functionaris te maken had. En juist de psyche van den Uyl vormde de kern van zijn successen, nederlagen en mislukkingen. Onlosmakelijk met (het imago van) zijn minister-presidentschap zijn de jaren daarna, waarin hij recht meende te hebben op een tweede termijn, maar die niet voor elkaar kreeg. Zijn bedorven relatie met Van Agt en andere kopstukken uit het net opgerichte CDA speelde hierbij een centrale rol. En Den Uyl was zelf zwaar schuldig aan het bederven van die relatie, zonder dat hij het bewust deed, of zelfs doorhad. En ondertussen wel het koningshuis redden en twee treinkapingen oplossen! Dat vraagt om een gedetailleerde analyse van 'de mens Den Uyl', en dat ontbreekt hier. Desondanks een fraaie prestatie dit boek; Bleich heeft ontzettend veel onderzoek gedaan. Twee aardige feiten uit het boek tot slot. Allereerst de Lockheed-affaire. Bij het verschijnen van dit boek werd in de pers vooral de nadruk gelegd op het feit dat Den Uyl het bewijs voor een tweede ontvangst van steekpenningen door prins Berhard had achtergehouden. Inderdaad: als dat bewijs openbaar gemaakt zou zijn, zou Nederland hoogstwaarschijnlijk geen monarchie meer zijn. Niet omdat Juliana dan had moeten aftreden, maar omdat Beatrix weigerde haar moeder op te volgen als die hierdoor had moeten aftreden. Aan Den Uyl te danken dat Beatrix nu dus gewoon koningin is (ja, dat vind ik allemaal uitstekend), maar het zegt ook iets over Beatrix, lijkt me. Tweede feit: er werd door sommige ministers van het kabinet den Uyl flink gezopen. Eens werd bij de minister van Financiën Duisenberg thuis 's nachts om vier uur aangebeld. De minister van defensie Vredeling stond flink aangeschoten voor de deur. En die vroeg: 'Is de bar nog open?' Ach ja, zulke excellenties worden tegenwoordig niet meer aangenomen.
Meer Leeslog in eerdere maanden - zie de 'archives' in de rechterkolom.