Alles van Elsschot
Als middelbare scholier las ik de meeste romans van Willem Elsschot. Ik vond ze toen wel leuk, kan ik me herinneren. Met name Kaas is me altijd bijgebleven. Tijdens mijn studententijd kocht ik voor 35 gulden het eendelige Verzameld Werk en zette het braaf in de kast. Ergens in de afgelopen zomer trok ik het uit de boekenkast en begon de eerste bladzijde van Villa des Roses te lezen. Dat trof me zo, dat ik besloot de resterende 760 pagina's ook maar te lezen. Heerlijk! Nagenoeg iedere roman is een verrukkelijke leeservaring, door de droog-komische ironische kijk op het leven van de vertellers (meestal een ik-figuur). Echte helden zijn er niet; zelfs de onverzettelijke Boorman in Lijmen/Het been gaat voor de bijl. Die dubbelroman is naturlijk het hoogtepunt van het Verzameld Werk. Hoe fraai met name Villa des Roses, De verlossing, Kaas en Tsjip/De leeuwentemmer ook zijn, Lijmen/Het been zet ze in de schaduw. Het verhaal is een marketingroman avant la lettre, maar laat zich tegelijkertijd ook als een spannend jongensboek lezen.
De vertellers in de romans strooien hun verhalen in golven over de lezer uit, en leggen soms prachtige gedetailleerde verbanden. Het zijn vooral die kleine tussenzinnetjes waarin die verbanden met andere informatie elders worden gelegd, die het lezen van Elsschot zo'n plezierige bezigheid maakt. Eerlijk gezegd beleefde ik aan de laatste korte romans (Het dwaallicht, Pensioen en Het tankschip) wat minder plezier; ondanks dat Het dwaallicht als een meesterwerk wordt beschouwd, kon ik er niet echt wijs uit worden. Ik vlieg bij zulke droombeeldverhalen altijd uit de bocht; dan is een concreet verhaal als Kaas wél volledig aan mij besteed. Dat is net als Lijmen/Het been een klassieker, een uit één stuk gehouwen verhaal. Achterin dit dikke boek staan een aantal verzen waarmee Elsschot aanvankelijk zijn naam vestigde. 'Het schijnt een traditie te zijn, volgens welke elke beoefenaar van de schone letteren, ook degene die zich tot prozaïst of dramaschrijver ontwikkelt, zijn carrière begint met het schrijven van gedichten.' Deze opmerking van Gerard Reve geldt dus ook voor Elsschot. Ik ben niet zo'n gedichtenlezer, maar bij deze verzen zitten zeker fraaie exemplaren.
De vertellers in de romans strooien hun verhalen in golven over de lezer uit, en leggen soms prachtige gedetailleerde verbanden. Het zijn vooral die kleine tussenzinnetjes waarin die verbanden met andere informatie elders worden gelegd, die het lezen van Elsschot zo'n plezierige bezigheid maakt. Eerlijk gezegd beleefde ik aan de laatste korte romans (Het dwaallicht, Pensioen en Het tankschip) wat minder plezier; ondanks dat Het dwaallicht als een meesterwerk wordt beschouwd, kon ik er niet echt wijs uit worden. Ik vlieg bij zulke droombeeldverhalen altijd uit de bocht; dan is een concreet verhaal als Kaas wél volledig aan mij besteed. Dat is net als Lijmen/Het been een klassieker, een uit één stuk gehouwen verhaal. Achterin dit dikke boek staan een aantal verzen waarmee Elsschot aanvankelijk zijn naam vestigde. 'Het schijnt een traditie te zijn, volgens welke elke beoefenaar van de schone letteren, ook degene die zich tot prozaïst of dramaschrijver ontwikkelt, zijn carrière begint met het schrijven van gedichten.' Deze opmerking van Gerard Reve geldt dus ook voor Elsschot. Ik ben niet zo'n gedichtenlezer, maar bij deze verzen zitten zeker fraaie exemplaren.