26 november 2010

Midlife

Na vijf jaar is er dan eindelijk weer een nieuwe roman van Michael Cunningham, van wie ik al zijn vorige steeds met groot genoegen las. En ook Bij het vallen van de avond las ik in drie dagen uit. Ofschoon geen meesterwerk, wel weer een typische Cunningham waarin een subtiel spel van menselijke omgang wordt gespeeld en Cunningham scherpe psychologische inzichten daarover geeft. Het ogenschijnlijk boeiende maar schematische leven van de vroege veertigers Peter en Rebecca, beiden min of meer succesvol actief in de kunstwereld in Manhattan, wordt verstoord door de komst van het veel jongere broertje van Rebecca. Het verhaal kent een fraaie verteltrant, tussen het ik- en alwetende vertellersperspectief in, waarbij Peter centraal staat. Hij valt als een soort Aschenbach uit Thomas Manns Dood in Venetiƫ voor zijn mysterieuze neefje; voortdurend speelt Cunningham met de scheiding tussen veronderstelling en werkelijkheid. Dat maakt het verhaal uitermate boeiend en spannend. Het verhaal had uiteindelijk zinderender gekund, en de figuur van het neefje Mizzy had meer diepgang kunnen hebben, maar alles bij elkaar weer een fraaie roman van Cunningham.
Meer Leeslog in eerdere maanden - zie de 'archives' in de rechterkolom.