29 april 2020

Drijfveer

Na ik afgelopen december en januari van Oek de Jong Opwaaiende zomerjurken (hier) en Cirkel in het gras (hier) las, nu zijn eerstvolgende, en pas vele jaren later verschenen roman Hokwerda's kind. Vergeleken met die twee eerste, en zeer bejubelde, romans is Hokwerda's kind veel vloeiender geschreven, leesbaarder, eigentijdser. Hoofdpersoon Lin is een mooie meid, halverwege de twintig en toe aan een vent die haar het leven en het bed in trekt. Dat gebeurt dan ook, maar er gaat voortdurend en vanalles mis. Er volgt een andere vent, een tegenovergesteld iemand, en na jaren gaat ook dat verkeerd. Ondertussen kan ze die eerste niet vergeten, en zo gaat ze van de een naar de ander. Het loopt allemaal dramatisch af. Geslaagd aan het boek is dat de aanvankelijke sympathie voor mooie geile Lin geleidelijk omslaat in antipathie. Pas nadat je het boek uit hebt voel je je beetgenomen door haar puberale gedrag. Haar twee lovers gaan verschillend met haar om, maar krijgen haar niet ontdooid. De roman kent echter ook zwakke elementen. Allereerst de uiterst onnatuurlijke, of beter: onbegrijpelijke afwezigheid van normale communicatie tussen de hoofdpersonen. Ja, iedereen heeft zo zijn eigenaardigheden, maar zelden een boek gelezen waar de hoofdpersonen zich zo zwak uiten. Verder zit er in de zo ogenschijnlijk ideale relatie met Jelmer een breuk van twee jaar. Het ging goed, vervolgens twee jaar niks, en dan opeens begint het gedonder. Op de eerste bladzijden na die twee jaar (deel vier, hoofdstuk 1) gaat het (ook romantechnisch) fout: je komt met je vriend in een café, ziet een kennis uit lang daarvoor, stuurt je relatie naar het terras en blijft vervolgens twintig minuten met die kennis kletsen. Tja, dat is het begin van het einde van je relatie. Maar zo horkerig is niemand, tenzij je van je relatie afwil. Maar dat wordt hier niet beschreven/uitgelegd. De relatie met de vader is eveneens te weinig uitgediept om het gedrag van Lin te verklaren. Op veel fronten een lekker leesboek, maar zulke missers maken het boek voor mij niet geslaagd.

19 april 2020

Actueel

In de jaren zeventig en tachtig las ik als zelfverklaard maar weinig bekwaam links-intellectuele tiener vooral Camus en Sartre. Van hun tegenstelling snapte ik niks (ook niet van henzelf), maar ik deed wel alsof: comme il faut. De vreemdeling (L'etranger) van Albert Camus stond op mijn boekenlijst bij het vak Frans, maar naast dat rare boek genoot ik veel meer van De pest (La peste) dat ik gewoon voor mezelf in het Nederlands las. Goede vriend JS las het onlangs en postte dat op fb, en het spoorde me aan mijn in 1987 gekochte exemplaar uit de boekenkast te pakken en het te lezen. Ik kocht dat exemplaar nadat ik De pest enkele jaren daarvoor al gelezen had. Ik weet nog dat het zoveel indruk maakte dat ik het in mijn verzameling boeken wilde hebben. De vertaling van Willy Corsari is wat archaïsch, maar wat een mooie zinnen, en wat een grandioos boek. Plaats van handeling: de Algerijnse havenstad Oran. De pest komt, zaait dood en verderf, en gaat. Er gebeurt eigenlijk niet veel, maar er staan zinnen in het boek die nu ook in de kranten en de online media zijn te lezen. Grappig: als je googlet op albert camus de pest vind je opvallend veel verslagen van deze en vorige maand. Een lezenswaardige en uitgebreide bespreking vind je hier. Tot slot: Camus schreef het boek tijdens (?) of in elk geval vlak van de Tweede Wereldoorlog. Het verscheen in 1947. Maar nergens wordt in het verhaal enige tijdsaanduiding gegeven. Over de oorlog wordt met geen woord gerept. De buitenwereld speelt namelijk geen rol. De stad is afgesloten, zit in quarantaine. Dus wat zich daarbuiten afspeelt doet niet ter zake. Prachtig perspectief!

13 april 2020

Olie

Na het na zijn dood samengestelde boekje Brieven uit Alvites (zie hier) nu de oorspronkelijke bundel Een zakenlunch in Sintra en andere Portugese verhalen van Gerrit Komrij; het verscheen in 1996. Het is een bundel vol verwondering over en bewondering voor de Portugese gebruiken, en over hoe hij zich, na een leven in het literaire Amsterdamse ons-kent-ons-wereldje eraan probeert aan te passen. De bureaucratie (voor alles is een formulier nodig, zelfs een formulier om een ander formulier aan te vragen), de plaatselijke politiek en het niet nakomen van afspraken: Komrij beschrijft het in droogkomisch proza. Ook grappig zijn de drie verhalen waarin hij met Nederlanders wordt geconfronteerd. Bij toeval komt hij aan de weet dat vlakbij twee Nederlandse kruidenvrouwtjes wonen die in bloemetjesjurken de maan aanbidden. In gedachten broedde ik plannen uit om die nacht wijntonnen met kokende olie de berg af te laten rollen. Om een lawine te veroorzaken, met kei op kei op kei. Om een beddenlaken over mijn kop te trekken en als fopdruïde, zwaaiend met een winterwortel, die gekkinnen de stuipen op het lijf te jagen. Gewoon een fijn boekje van een schrijver die mooie zinnen schrijft.

09 april 2020

Opnieuw

De laatste keer dat ik een boek van Arthur Japin las, was zijn boekenweekgeschenk De grote wereld in 2006 (zie hier de weblog). Ik was toen net een klein halfjaar eerder gestart met deze leeslog. In de jaren daarvoor las ik zijn romans De zwarte met het witte hart, Een schitterend gebrek en De overgave. Die eerste twee vond ik geslaagd, de laatste allerminst, evenals dat boekenweekgeschenk. Ik vond Japin in zijn teksten ijdelheid uitstralen, bedachte esthetiek bedrijven. Ik weerhield me jarenlang het in 2008 verschenen en veelgeprezen privédomeindeel Zoals dat gaat met wonderen. Dagboeken 2000-2007 te lezen. Nu onlangs verscheen het vervolg Geluk, een geheimtaal. Dagboeken 2008-2018. Ik las beide boeken in ruim een week uit, ze lezen als een trein. Japin heeft een boeiend leven, reist de hele wereld over, ontmoet groten der aarde, staat in het literaire centrum der belangstelling, leeft samen met twee mannen die ieder aan de weg timmeren, en later dreigt zelfs een vierde allerliefst heerschap zich aan te sluiten, maar dat gaat opeens niet door. Daarna raakt Japin ernstig depressief, waar hij pas laat van herstelt.
Hoe lezenswaardig alles ook, na die 800 pagina's dagboeken heb ik - naar mijn gevoel althans - nog steeds niet de ware Japin leren kennen. Hij vertelt vrijuit over zijn activiteiten, over de harmonie met zijn twee mannen, de bezoeken aan waar dan ook, zijn warme vriendschappen met Joop en Janine van den Ende, Erwin Olaf en nou ja, met wie niet, maar de notities blijven aan de oppervlakte, lijken opgeschreven om uitgegeven te worden. De fotokaternen in beide boeken hebben een te opvallend kijk-mij-eens-gehalte. Intimiteit en huiselijkheid ontbreken, dieper inzicht in de aard van zijn schrijverschap (hij publiceert tijdens deze 18 jaar meerdere romans en ander werk) krijg je niet bepaald - daar had ik graag over willen lezen, in plaats van de bezoeken aan het Boekenbal en de uitreiking van literaire prijzen, de warme woordjes van zijn mannen en de etentjes met Joop en Janine en de goede flessen wijn erbij etc. Het doet een schrijver niet goed wanneer hij met zijn uitgever samenleeft.

07 april 2020

Medicijn

Vlak voordat de thuisquarantaine werd ingesteld was ik bij vrienden op bezoek en daar werd me Moord op de moestuin aanbevolen, een in een jaar tot tien drukken uitgegroeide melige thriller van Nicolien Mizee, dat ik in een paar dagen met groot plezier las. Een echtpaar gaat met een bevriend echtpaar een zomer op bezoek bij voormalige vriendinnen die een landgoed beheren, waarop een streep moestuinen gevestigd is, onderhouden door een collectie vreemde types. De echtparen, die vriendinnen, en de moeder van die vriendinnen zijn eveneens geenszins alledaags. Maar bovenal zijn allen flink van de tongriem gesneden. De dialogen zijn werkelijk verrukkelijk: Hij: Ik wil een terreinwagen. Zij: We hebben geen terrein. Alsook de terloopse verhalen over de egelopvang en het nachtelijke sjoelen. Je schiet voortdurend in de lach bij dit boek - het is zo (on)alledaags hollands lichtvoetig. Het verhaal - er vallen doden! - is te eendimensionaal om het grandioos-literair te kunnen noemen, maar ik heb me er enorm mee vermaakt.

05 april 2020

Samengevoegd

In de auteursindex ontbrak tot nu, althans totdat ik die zal hebben bijgewerkt, Gerrit Komrij. Ik las ooit voordat ik deze weblog startte twee boeken van hem: Verwoest Arcadië (waar ik - kennelijk te jong nog - niks van snapte) en direct na verschijnen De klopgeest (dat mij enorm tegenviel). Misschien moet ik Verwoest Arcadië eens gaan herlezen, maar ook zijn andere boeken in mijn boekenkast die ik ooit kocht maar nooit las. Door mijn Portugal-focus las ik op het moment van dit schrijven reeds twee andere boeken van Komrij, een derde zojuist aangekochte ligt te wachten. Brieven uit Alvites is een door Mark Schaevers samengestelde dunne bundel herinneringen aan Alvites, de eerste verblijfplaats tussen 1984 en 1988 van Gerrit Komrij en Charles Hofman. Ze huurden daar een enorm landhuis; uiteindelijk werden ze er weggepest en zochten ze hun heil elders in Portugal. Schaevers stelde de bundel samen uit dagboeken, nagelaten notities, columns, brieven, interviews etc. Het is een uitermate sfeervol en vermakelijk boekje. Grote kans dat ik pas op mijn bejaarde leeftijd ontvankelijk ben geworden voor Komrij's stijl - je moet er kennelijk een wat belegen levenshouding op nahouden. Ter illustratie een beschrijving van een kerkmis - Komrij deed er alles aan zich te mengen in het dorpse leven: Doorgaans duurt de mis een halfuur, en geen minuut langer. De zielenherders gaan van de weldadige opvatting uit dat de kerkdienst er is om de schapen te amuseren en niet om ze te vervelen, en daarom weten ze als geen ander wat afraffelen is. Wat een voorrecht in een land te wonen waar men er niet van uitgaat dat je alvast een voorschot op de hemel geniet door urenlang op een harde kerkbank het vel van je kont te schuren om, in een daarbij ook nog winderige en klamme beuk, naar een preek te luisteren waar geen einde aan lijkt te komen. Hier is het opstaan, zitten, opstaan - belletje, ouweltje, prevelementje - en, hup, de kerk uit. Ik las dit fragment op het treinstation van Utrecht, wachtend op een aansluiting. Ik schaterde de halve hal bijeen. Ach ja, toen er nog zulke missen gegeven werden en je - decennia later - nog onbezorgd met de trein kon.

03 april 2020

Extra

Ik heb zeker anderhalve meter boeken van Jeroen Brouwers in mijn kast, en ofschoon ik niet pretendeer dat die alles bevat wat hij gepubliceerd heeft, probeer ik toch redelijk bij te blijven. In zijn onlangs verschenen roman Cliënt E. Busken (zie hier de weblog) is achterin een bibliografie opgenomen en daaruit leerde ik dat ik het verschijnen van zijn tiende editie Feuilletons in 2018 gemist had. Het fraai uitgegeven Laatste plicht. Terugdenken aan Hans Roest is een niet minder fraai geschreven hommage aan een oud leidinggevende bij de Geïllustreerde Pers in Amsterdam, die Brouwers een stevige duw in de rug gaf richting het schrijverschap. Uit wat er aan geschreven nalatenschap bewaard gebleven is, stelde Brouwers een levensbeschrijving van Roest samen. Geen gemakkelijke opgave, want Roest liet weinig na, en tijdens zijn leven was hij uitermate bedreven in het niet spreken over zijn persoonlijke leven. Uit een troep losse scherven wist Brouwers desondanks een zeer lezenswaardig verhaal samen te stellen, inclusief subliem geformuleerde zinnen en een licht verwijtende ondertoon dat Roest het hem niet gemakkelijk maakte.
Meer Leeslog in eerdere maanden - zie de 'archives' in de rechterkolom.