13 mei 2018

Kruiden

Met Arthur van Schendel trad ik op mijn 15e toe tot de echte literatuur. Ik las natuurlijk al veel jeugdboeken, maar toen ik naar de 4e klas van de havo ging, moest ik 'voor de lijst' gaan lezen. Mijn middelbare school had een flinke eigen bibliotheek, en tijdens een van de eerste lessen Nederlands nam leraar Jacques Kersten, zie hier een weblog over hem) ons mee naar die bibliotheek en nam ogenschijnlijk lukraak boeken uit de rekken en zei: dit is iets voor jou, en voor jou, etc. Mij gaf hij Het fregatschip Johanna Maria van Arthur van Schendel van wie ik nog nooit gehoord had. Enfin, ik schreef vervolgens scripties over hem en las enkele andere boeken. Met name de zogenaamde Hollandse romans: De waterman, Een hollands drama, maar ook andere. Die vierde Hollandse roman Jan Compagnie bleef ongelezen. Enkele jaren later kocht ik bij de Slegte in Leiden de eerste druk uit 1932, maar ik zette het ongelezen weg. Tot nu dan. En wat een geweldig boek! Hoofdpersoon Jan de Brasser groeit ergens in de zeventiende eeuw op in het uitdijende Amsterdam, is soms teveel een vechtersbaas en zoekt zijn heil ver weg. Hij monstert aan op een VOC-schip en vaart naar Indië. De schrijfstijl van Van Schendel is grandioos: afgemeten, ingekookte informatiedichtheid en tegelijkertijd beeldend en trefzeker. Je hoort de bedrijvigheid in de Amsterdamse haven, je voelt de emotie bij de Schreierstoren als er schepen vertrekken of aankomen, de ontberingen van de maandenlange reis naar de oost (zowel spanningen aan boord, de ruige zee en het onverwacht ontmoeten van Spaanse en Portugese vijanden), en tenslotte Indië zelf. Van Schendel beschrijft het allemaal op superieure wijze, en weeft een fraai verhaal over Jan de Brasser, de handelwijze van de VOC, de groei van Amsterdam etc. Met dit boek zit je eventjes helemaal ondergedompeld in de zeventiende eeuw die minder 'gouden' was dan de geschiedschrijvers ons willen doen geloven.

02 mei 2018

Rite

Afgelopen september las ik weer eens een roman van Simon Vestdijk (zie hier) en omdat met het klimmen der jaren de nostalgie steeds krachtiger om zich heen slaat en tegelijkertijd nieuwerwetsigheden minder invloed krijgen, nam ik me voor meer van deze veelschrijver te lezen. Een weblog van een jongeman die in één jaar alle 52 romans van Vestdijk las (zie hier), en de gebundelde besprekingen van Maarten 't Hart en Hugo Brandt Corstius die samen ooit voor de NRC hetzelfde deden, raadden mij sterk aan De held van Temesa te lezen, een van de romans van Vestdijk spelend in Griekse oudheid en een van zijn beste - volgens zowel deze weblogjongeman als Maarten 't Hart. Ja, een fascinerende roman! Allereerst: waar haalde Vestijk de kennis en inbeelding vandaan om in twee maanden tijd een roman te schrijven die je van begin tot eind in de Griekse oudheid (484 v. Chr.) doet verkeren? En verder: wat een geweldig verhaal, en dat opgeschreven in het best denkbare vertellersperspectief? Kort: een Olympische bokser randt in het Zuid-Italiaanse Temesa een meisje aan, wordt gestenigd, maar het orakel van Delphi gelastte dat om die steniging te verzoenen aan deze held ieder jaar een offer wordt gebracht: een bij loting uitgekozen 15-jarig meisje moet aan hem worden geofferd. Gruwelijk gebruik, maar omdat het verhaal wordt verteld door de offerpriester die jaarlijks deze rite dient te begeleiden en dus er zijn bestaan aan ontleent, is er aanvankelijk geen twijfel aan dat gruwelijke gebruik. Maar Vestdijk pelt dat gebruik langzaam maar zeker af, en het slot is meer dan spannend. Geen pageturner dit boek, maar bij zoveel casual literatuur (soms niks mis mee) is dit een roman die een nostalgicus weemoedig en dankbaar stemt.
Meer Leeslog in eerdere maanden - zie de 'archives' in de rechterkolom.