28 mei 2006

Anoniem

Een vrouw in Berlijn van de schrijfster die als Anoniem wordt aangeduid biedt dagboekaantekeningen van april tot juni 1945. Op vrijdag 20 april 1945 begint ze met deze aantekeningen en maakt ze melding van de aanstormende oorlog: 'wat gisteren nog gerommel in de verte was, is vandaag aanhoudend trommelvuur'. Amper twee maanden later zijn de meeste Ivans (zoals de Sovjets worden genoemd) alweer uit het straatbeeld verdwenen. Maar in die twee tussenliggende maanden wordt de schrijfster een aantal malen verkracht, is het scharrelen om aan eten te komen en moet ze hard voor de Russen werken. Dit dagboek is één van de weinige overgeleverde documenten van inwoners van Berlijn aan het einde van de oorlog, van een vrouw bovendien, en biedt een huiveringwekkend, maar afstandelijk en haast objectief beschreven beeld van die belangrijke weken. Ik las het in twee leessessies uit; een imposant boek.

27 mei 2006

Wieringa's debuut

Vorige week las ik Alles over Tristan, de debuutroman uit 2002 van Tommy Wieringa, auteur van Joe Speedboot. Het is misschien geen meesterwerk, maar een alleszins leesbaar en goed geschreven roman over een biograaf die op zijn zoektocht naar feiten uit het leven van zijn onderwerp bijzondere ontdekkingen doet. Het leest ongeveer hetzelfde als Dooi van Peper, maar het slot is hier niet geforceerd en wél volstrekt natuurlijk. En zo'n zin als 'Deze Lucius zou worden veroordeeld wegens doodslag omdat hij de minnaar van zijn vrouw had omgebracht, een veelbelovende jonge schilder wiens talent nooit tot bloei kwam vanwege een bedrogen echtgenoot met een koperen paraplubak in zijn handen.' verraadt een groot stilist met humoristische trekjes.
Voor ik aan dit boek begon was ik zo'n zestig pagina's gevorderd in De herfst zal schitterend zijn van Jan Siebelink; dat boek viel me zwaar tegen en heb ik dus onuitgelezen in de kast gezet. Daarna was deze Wieringa een weldaad.

21 mei 2006

Dooi

Vorige week al Dooi van Rascha Peper gelezen. Tot op drie bladzijden voor het einde meende ik met een goed boek te maken te hebben; daarna kwam ik van een koude kermis thuis. Want ik vind het slot (waar het verhaal naartoe werkt en dat ook de sleutel tot het verhaal biedt) volledig mislukt. Het kan ook zijn dat ik er niks van snap - ik begrijp het slot nu eenmaal niet. Het verhaal is snel verteld: een man van in de vijftig zit op een boot vast in het ijs en krijgt opeens bezoek van een schaatster. Hoewel het al flink dooit, en het ijs dagelijks onbetrouwbaarder wordt, blijft de jonge vrouw hem dagelijks bezoeken. En na een paar dagen duiken ze het bed in. De dag erna wordt de man en zijn boot door een ijsbreker ontzet en kan hij weer naar zijn thuishaven terugkeren. Na een paar maanden gaat hij op zoek naar de vrouw op wie hij toch verliefd geworden is, en dan blijkt ze al een jaar daarvoor overleden te zijn... Tenslotte wordt hij bezocht door de Dood, die hem komt halen, maar uiteindelijk gaat hij niet mee.
De suggestie die wordt gewekt is dat de man alles verzonnen heeft (er zijn meer mysterieuze feitjes - zoals de kraaien - waarvoor geen echte verklaring is). Toch? Of mis ik een diepere duiding? Maar als ik het wel goed heb, vind ik het een flauwe en gemakzuchtige truc. Peper kan goed vertellen, kan een mooi verhaal opbouwen, maar de boel ook in twee bladzijden verpesten. Jammer.

09 mei 2006

Ufo's in Oost en West

Vandaag twee boeken per post thuisgestuurd gekregen die ik via marktplaats heb gekocht en hoogstwaarschijnlijk niet ga lezen: Ufo's in Oost en West van Ion Hobana en Julien Weverbergh. Deel 1 heeft als ondertitel Vliegende schotels een nieuwe visie en deel 2 Vliegende schotels boven het oostblok. Als liefhebber van Jeroen Brouwers mochten deze boeken niet in mijn verzameling ontbreken. Want ze zijn namelijk grotendeels door hem geschreven! Weverbergh had connecties in Roemenië, heeft er eind jaren zestig een paar keer voor langere tijd gezeten, en maakte daar kennis met een zeker Ion Hobana met wie hij het plan opvatte over ufo's een boek te schrijven. Terug in België betrok hij Manteau-collega Jeroen Brouwers bij het plan. Om kort te gaan: Hobana en Weverbergh leverden allerlei brokstukken aan, waar Brouwers een coherent verhaal van maakte dat uiteindelijk in 2 delen ondergebracht moest worden. En van zijn beloofde aandeel in de royalty's heeft Brouwers geen cent gezien. Er schijnen Engelse, Amerikaanse, Roemeense en wellicht ook Duitse edities te zijn - beide delen hebben van alle boeken die hij geschreven heeft het meeste succes.

Aldus Jeroen Brouwers in Mijn Vlaamse jaren. Wie Brouwers op zo'n manier belazert, kan een aanklacht geschreven met een in gif gedoopte pen tegemoet zien. Alleen al om dat stuk bevestigd te zien wilde ik die boeken hebben. Ze zijn trouwens vrij makkelijk te krijgen, voor weinig geld. Prachtige gedateerde titels overigens!

Snelleestrein

Vandaag werd ik het slachtoffer van mijn eigen inschattingsfout: ik had te weinig leesvoer bij me. Ik dacht dat Het uur tussen hond en wolf van Maarten 't Hart mijn dinsdagse treinreis naar en van Zutphen mooi zou kunnen begeleiden. Maar toen de boemel vanochtend rond kwart over acht de IJsselbrug van dit stadje overdenderde resteerden er van de 141 pagina's nog slechts 10! Op de terugweg dus een beetje in het maart-nummer van Quote zitten lezen dat iemand in de trein had achtergelaten. Hoewel, lezen... wat een suf blad is dat zeg. Maar goed, het boekje van Maarten 't Hart veroorzaakte bij verschijnen in 1987 wat rumoer, omdat de roman op feiten gebaseerd is. Ik kocht onlangs de 5e druk dat net als de 1e druk uit oktober 1987 stamt. Het handelt over de moeilijkheden die 't Hart - als verhuurder van een pand in Amsterdam - met één van zijn huurders had. Die huurder (Hans Bakx) heeft zijn kant van het verhaal ook in een boekje vervat. Dat ga ik niet kopen, want de zaak is er te onbenullig voor. Maar het leest wel lekker weg, zo 's ochtends vroeg. En beter een wat mindere 't Hart dan zo'n Metro of Spits; ik weiger die flutdingen te lezen waarmee het volk zichzelf onbewust dom houdt. Als het gratis is zijn mensen dol op oppervlakkigheid.

Jan Biorix

Ik las voor het eerst over Jan Biorix van Jan Walravens in het vijfde feuilletonsdeel Terug Thuis van Jeroen Brouwers, waarin een dienstbaar stuk staat over deze verzameling dagboekaantekeningen en columns van de Vlaamse journalist Jan Walravens, die in 1965 op 44-jarige leeftijd overleed. In Jan Biorix (een afgeleide naam van de Belgische strijder uit de romeinse tijd Ambiorix) verzamelde Walravens vooral colums over moderne kunstenaars, waarvan het merendeel nu vergeten is en de rest (wereld)beroemd, maar in zijn tijd nog onbekend. Walravens had een fijne neus voor kunst en voor waarheid in de kunst, net zo goed als voor wat hemzelf het meest bewoog in kunst. Het is vooral een charmant boekje dat je laat kennismaken met een aardig en innemend iemand die anders volledig onbekend zou blijven. Maar eerlijk gezegd bleven ook een aantal notities uiterst duister voor mij, omdat de genoemde kunstenaars me niks zeiden. Via Google kwam ik op een pagina van Jos Joosten die een flinke lap tekst aan Jan Biorix heeft gewijd. Op zijn site staat ook dat volgend jaar zijn biografie van Walravens verschijnt. Die wordt dus - terecht - niet aan de vergetelheid prijs gegeven.

07 mei 2006

Julien Weverbergh

'...geschreven op heldhaftig aandringen van Jeroen Brouwers.' - deze aanduiding voorin de uitgave gaf de doorslag toen ik zijn boek weverbergh '30-'70 (dat pas in 2005 verscheen) onlangs bij de Slegte zag liggen. Het schijnt dat Julien Weverbergh met dezelfde woorden Jeroen Brouwers had opgedragen Groetjes uit Brussel te schrijven, dat opgenomen is in Mijn Vlaamse jaren (zie hieronder). Weverbergh was vanaf 1970 tot 1986 directeur van uitgeverij Manteau, waar Brouwers sedert halverwege jaren zestig tot halverwege jaren zeventig redacteur (letterknecht) was, en volgens hemzelf vijfmaal door Weverbergh ontslagen werd... In Mijn Vlaamse jaren komt Weverbergh er weinig positief vanaf, maar volgens Weverbergh is hun vriendschap ondanks alle aantijgingen ijzersterk.
Enfin, dit privé-domeindeel geeft een fraai inzicht in het literaire wereldje van Vlaanderen in de jaren zestig en daaromheen. Bovendien draagt het zijn steentje bij aan de kennis over uitgeverij Manteau waar ik tot op heden alleen van de hand van Jeroen Brouwers over gelezen had. De eerste helft van het boek behandelt vooral Weverberghs opmars als redacteur van een eigen tijdschrift, wat hem de poorten opende voor het 'literaire middenveld'. In de andere helft gaat het vooral daarover en de wijze van samenwerken met een moedermaatschappij. Weverbergh is geenszins objectief (Ik voer subjectiviteit nu eenmaal hoog in het vaandel), en loopt misschien wat makkelijk om de beschuldigingen aan zijn adres door Brouwers heen. Wellicht krijgen we dat nog tegoed: dit deel loopt tot begin jaren zeventig en Weverbergh maakt duidelijk dat er nog een vervolg zit aan te komen. Ik ga dat meteen kopen als het verschijnt.
Meer Leeslog in eerdere maanden - zie de 'archives' in de rechterkolom.