28 juli 2013

Gelukkige huizen

Ooit raadde iemand mij aan De architectuur van het geluk van de Engels-Zwitserse filosoof Alain de Botton te lezen. Deze titel stond ruim anderhalf jaar op een notitie in mijn mobiele telefoon, totdat ik vorige week dit boek lukraak vastpakte bij de boekhandel om de hoek. Ik las het in een mum van tijd uit. In dit boek bespreekt De Botton de invloed van huizen, kantoorgebouwen, inrichtingen enzovoort op ons gemoed, en behandelt hij de smaken in en voorkeuren voor bepaalde architectuur door de eeuwen heen. Dat doet hij op lichtvoetige wijze. Alle voorbeelden die hij bespreekt zijn met foto's of tekeningen geïllustreerd, dus je kunt zien wat hij bedoelt. Dat maakt dit boek tegelijkertijd tot een pageturner; de helft van de 300 bladzijden is gereserveerd voor afbeeldingen. Met sommige van zijn uitspraken ben ik het niet direct eens: ik geloof er niets van dat een voorkeur voor koele, rustige inrichtingen een reactie is op een druk leven buitenshuis, of omgekeerd. Ofwel: dat onze smaak voortkomt uit een gemis. Maar goed, De Botton zet je wel aan het denken en voor een visueel weinig ontwikkeld iemand als ik (geef mij maar muziek en letters in plaats van kleuren en vormen) is dit niet al te technische relaas een toegankelijk geheel. De Botton heeft meer onderwerpen bij de kop gepakt en daar boeken over geschreven; ik zal er zeker nog eens eentje lezen.

Kibboets

Ik las nog nooit eerder een boek van Amos Oz, en dat moest veranderen. Zijn laatste boek Onder vrienden kreeg goede recensies, en inderdaad: deze verhalenbundel is prachtig. In de negen verhalen schetst Oz een beeld van het leven in een (fictieve) kibboets, ergens in de jaren vijftig. De holocaust en de Israëlische onafhankelijkheidsoorlog liggen bij iedereen nog vers in het geheugen. De kibboets is gebaseerd op marxistische grondslag, waarbij het individuele ondergeschikt is aan het collectieve. Er moet bijvoorbeeld vergaderd en gestemd worden over de vraag of een jongen mag gaan studeren bij zijn oom in Italië. De personages die in deze verhalen worden geportretteerd zijn inzichzelfgekeerde, stille zwoegers die, zo lijkt het, een hoop levensdrama met zich meetorsen. Oz beschrijft dit alles met warme afstandelijkheid, fraai uitgebalanceerd en ingehouden.

21 juli 2013

Kort, krachtig, ruw

Ik kende Isaak Babel alleen van naam, maar kon hem niet plaatsen. Onlangs verschenen zijn Verhalen in een nieuwe vertaling in de Russische Bibliotheek van uitgeverij Van Oorschot. Isaak Emmanoeïlovitsj Babel (1894-1940) maakte naam met zijn verhalen gebundeld in De rode ruiterij, over de Russisch-Poolse oorlog van 1919 tot 1921. Babel diende in het Russische leger en zijn verhalen over deze oorlog geven een ruw beeld van het leven direct achter het front. Dat is de kracht van Babel: in weinig woorden een stevige situatie schetsen, hard en mensonterend, en soms weer van een grote lieftalligheid. Deze bundel bevat ook veel verhalen waarin Babel terugkeert naar zijn jonge jaren; ook rond de eeuwwisseling en de jaren erna werd het de joden niet makkelijk gemaakt. Ook hier veel ellende. De stemming die Babel oproept is bepaald niet vrolijk. Toch voel je overal dat deze uit het leven gegerepen is. Niet voor niets gold Babel lange tijd als de opvolger van Tsjechov. Meest interessant aan de verhalen vond ik toch wel de aparte houding van de schrijver tegen het communistische systeem. In feite ondersteunde hij het, maar hij laat dikwijls stevige kritiek horen. Dat werd hem uiteindelijk fataal. Ook Babel overleefde de Stalin-terreur niet; hij werd in 1939 opgepakt en in januari 1940 geëxecuteerd.
Meer Leeslog in eerdere maanden - zie de 'archives' in de rechterkolom.